De kwellingen van Ian Bostridge

 

Gehoord: Ian Bostridge, De Doelen Rotterdam, 9 februari 2012

In de film Le Maître de musique (met José van Dam) moeten twee tenoren gemaskerd een zangduel strijden. Geen twee stemmen zijn hetzelfde, zo heet het in de film, maar het probleem is nu juist dat deze twee stemmen zo zeer op elkaar lijken dat ze niet uit elkaar te houden zijn. Uiteindelijk verliest een van de beide het wanneer zijn stem overslaat op een lastige opstijgende lijn, op een b, als ik het me goed herinner. De tragiek van beroemde zangers of zangeressen is, dat ieder concert een zangduel is met henzelf.

Toen Bostridge opkwam, zag hij er every inch uit als een gekwelde bleke jongeling. Mager als altijd, maar ook spierwit waardoor zijn zeer donkere wallen nog meer opvielen. Wanneer iemand me verteld zou hebben dat hij net een afschuwelijks jobstijding had gekregen, zou ik het onmiddellijk geloofd hebben. De oorzaak van zijn inktzwarte stemming zou zich echter nog tijdens het concert openbaren. Eenmaal voor het publiek staand, was te zien dat Bostridge niet alleen ongelukkig, maar ook boos was. Boosheid noch ongeluk zouden hem tijdens het concert verlaten. Toegeven, wanneer Bostridge in een lied de keus heeft tussen gelatenheid en boosheid, zal hij vrijwel altijd voor boosheid kiezen. Het is de boosheid van een gekwelde, van iemand die zijn ongeluk nog niet geaccepteerd heeft. Die boosheid past bij Bostridge echter altijd precies in de logica van het tekst en wordt ook afgewisseld met alle andere stemmingen die de dichter en componist van de zanger vragen.

Bostrdiges boosheid leek deze keer veel meer aanwezig dan anders, in ieder geval op die momenten dat hij niet zong. Tijdens het zingen bewoog hij als altijd gekweld en onrustig rond de piano, zelfs iets meer dan anders. Volgens sommigen is dat uit den boze, je hoort onbeweeglijk in de bocht van de vleugel te staan. Persoonlijk stoort het me niet, ergens past het wel bij zijn interpretatie van de liederen.
Bostrdige is als zanger een late roeping, hij bezocht nooit een conservatorium maar had bijvoorbeeld weer wel veel contact met Dietrich Fischer-Dieskau. Hij is meer het buitenbeentje onder de zangers. Hij ziet er nog steeds uit als de Oxford-student en docent die hij was en in feite is zijn aanpak ook vrij intellectueel – wat niet wil zeggen dat deze gespeend is van gevoel. Nu kennen we meer late roepingen, onder meer de fagottist en latere heldentenoren Jerusalem en de ex-chirurg Gerhaher, maar dat zijn geen intellectuelen. Bostridge lijkt veel meer op Dieskau in dat opzicht: je hoort dat over ieder woord is nagedacht. Dat hoor je echter alleen als je de partituur en de tekst goed kent. Het klinkt alsof de emoties bijna ter plekke geboren worden en dat is heel knap.

De naam van het concertprogramma Muzikale intelligentie uit Engeland  leek het intellectuele van Bostridge te willen benadrukken, maar deed daarmee de emotionele aspecten van zijn knappe interpretaties een beetje onrecht aan.

 

Aan emotionaliteit bood het programma ook alle ruimte. Het bestond uit Brahms, Vaughan Williams en Schumann (zie hiernaast). Vóór de pauze uitsluitend Brahms, twee groepen van respectievelijk vijf en zeven liederen. Dat zijn er dus dertien, Bostridge is kennelijk ondanks zijn proefschrift over heksen niet bijgelovig. Ook in een ander opzicht nam Bostridge een risico. Brahms-liederen zijn – anders dan die van Schubert - geschreven voor bariton en accentueren vaak ook donkere tonen en die zitten nu eenmaal vrijwel niet op zijn stem. Bostridge heeft een lichte hoge tenor, al is hij in de loop der jaren iets zwaarder gaan zingen. Zijn sterkte ligt vooral in een zeer zachte lange hoge passsages.
In de laagte ontbrak er dus af en toe volume en zeggingskracht, aan de andere kant liet Bostridge weer kleuren horen die bij andere zangers wat al te grauw blijven. Bij sommige liederen werkte dat heel goed en zijn lichtere stem nam ook iets van de soms al te grote zwaarmoedigheid weg van de liederen. Hier en daar was alles echter niet even goed hoor- en verstaanbaar, bijvoorbeeld het laatste zeer belangrijke woord ‘genesen’  in Auf dem Kirchhofe. Voor een Engelse zanger was zijn uitspraak heel goed, al blijft bij met name de uitspraak van  ‘a’s’ en ‘r’s’ duidelijke hoorbaar dat hij geen Duitser is. Al met al was het een zeer indrukwekkende vertolking die een welkome afwisseling vormde op de gebruikelijke bariton- en mezzo-vertolkingen.

De voor tenor geschreven liederecyclus van Ralph Vaughan Williams On Wenlock Edge, vergde minder van het laag van de zanger. Helaas bleken het kwartet en de zanger hier niet goed op elkaar afgestemd. Het kwartet speelde te hard en dwong Bostridge op het topje van zijn stem te zingen. Hij haalde wel het net noodzakelijke volume, maar dat ging ten koste van de expressie.  Daarenboven liet  het Doelen-kwartet ook een paar st(r)eekjes vallen. Bostridge keek geïrriteerd en probeerde met blikken aan te geven dat het kwartet het volume aan hem moest aanpassen. Ook op de momenten dat hij niet zong, was de zanger duidelijk aan te zien dat hij niet gelukkig was met het kwartet. Wellicht lagen de muzikale opvattingen van zanger en kwartet ook te ver uit elkaar. Het was erg jammer van de muziek die door de tenor waar mogelijk meeslepend en inlevend vertolkt werd.

Bostridges vaste begeleider Julius Drake speelde als altijd heel goed en vooral bij het derde programmaonderdeel – nu weer zonder kwartet – waren deze twee juist bijzonder goed op elkaar afgestemd. Toch was Bostridge ook hier niet in zijn element. De klank was niet altijd even mooi en zijn frases waren vaak korter dan anders, alsof hij last had van kortademigheid. Echt storend was in Dein Angesicht, een lied waarbij de protagonist heeft gedroomd over de dood van zijn geliefde. Het begint met de frase ‘Dein Angesicht so lieb und schön, das hab ich jüngst im Schlaf gesehen‘ en die wordt aan het eind nog eens herhaald. Bostridge kan die frase in een keer zingen, maar leek zelf verrast toen hij middenin moest ademen. Daardoor viel het nog eens extra op en onderbrak hij het tere gevoel dat het lied kenmerkt. In de herhaling keerde het probleem terug, wat het nog merkwaardiger maakte.

Bostridge verloor na de pauze dit duel met zichzelf. Ik heb hem al vele malen horen zingen onder meer in de kleine en grote zaal van het concertgebouw en tijdens het Schubertiade in Feldkirch. Bij al die concerten zong hij beter dan deze keer in Rotterdam. Toch was het publiek enthousiast en daar had het ook alle reden toe: ook een minder goed zingende Bostridge is nog altijd een uitstekende zanger.

Programma:
Johannes Brahms 
Es träumte mir op. 57 nr. 3
Auf dem Kirchhofe op. 105 nr. 4
Herbstgefühl op. 48 nr. 7 
Der Gang zum Liebchen op. 48 nr. 1 
Geheimnis op. 71 nr. 3

Johannes Brahms 
Minnelied op. 71 nr. 5
Alte Liebe op. 72 nr. 1
Sommerfäden op. 72 nr. 2
O kühler Wald op. 72 nr. 3
Verzagen op. 72 nr. 4
Uber die Heide op. 86 nr. 4
Mein Herz ist schwer op. 94 nr. 3
Botschaft op. 47 nr. 1

pauze

Robert Schumann 
Dein Angesicht op. 127 nr. 2
Lehn deine Wang op. 142 nr. 2
Es Leuchtet meine Liebe op. 127 nr. 3
Mein Wagen rollet langsam op. 142 nr. 4

Ralph Vaughan Williams 
On Wenlock Edge (liedcyclus voor tenor en pianokwintet)
<< Du holde Kunst